Wie over de grens aan opdrachten werkt, stuit onvermijdelijk op cultuurverschillen. In het kader van het 50-jarig jubileum van cepezed gaat Paddy Sieuwerts hierover in gesprek met André Kempe. Samen met Oliver Thill richtte André in 2000 in Rotterdam Atelier Kempe Thill op. Beide architecten zijn afkomstig uit Oost-Duitsland, wat hun interesse in cultuurverschillen deels verklaard.
Paddy: In de jaren negentig, toen dat nog niet zo gebruikelijk was, deed cepezed veel projecten in het buitenland. De afgelopen tien, twintig jaar werkten we vooral in Nederland. We proberen de laatste paar jaar voet aan de grond te krijgen in België, Duitsland en Frankrijk. Dat blijkt best lastig. Het intrigeert mij dat jullie uit Duitsland naar Nederland kwamen met het idee internationaal te gaan werken.
André: Wij kwamen uit Oost-Duitsland, dat is een belangrijke nuance. Toen wij in 1990 in Dresden aan onze studie begonnen, was de muur net een jaar gevallen. De West-Duitsers bestempelden ons ‘Ossies’ als lui en onbekwaam. In Dresden gingen de meest ongecultiveerde ontwikkelaars aan de slag. De openheid was voor ons in dat opzicht helemaal niet inspirerend. Daarom vertrokken we naar Nederland. We hebben Spanje, de VS en Zwitserland overwogen, maar vonden de ideeën van Kees Christiaanse en Willem Neutelings interessant - we kenden hen van gastcolleges aan onze universiteit. Hetzelfde gold voor bureaus als OMA en, in een ander opzicht, cepezed. We gingen liftend en met een rugzak op pad, wonnen Europan 5 met een plan voor de Laan op Zuid, kwamen vervolgens in aanmerking voor twee beurzen, en richtten in 2000 Atelier Kempe Thill op.
Paddy: Wij Nederlanders vinden altijd veel van de Duitse cultuur, al dan niet grappig bedoeld. Als Duitser in Nederland zijn jou vast ook cultuurverschillen opgevallen.
André: Dat van de Nederlandse koopmansmentaliteit klopt gewoon. Wij gebruikten dit mercantiele, het “voor een dubbeltje op de eerste rij”, als inspiratie voor onze ontwerpen door bepaalde aspecten te radicaliseren. Calvinistisch is Nederland ook, wat goed aansluit bij onze architectuur, die vrij sec is. Nederlandse huizen hebben over het algemeen grote ramen en Nederlanders laten dan ook nog eens de gordijnen open. We dreven die gewoonte op de spits door woningen te ontwerpen met heel erg grote ramen, zelfs in de sociale woningbouw.
Paddy: Als buitenstaander een cultuurverschil op de spits drijven is best gewaagd.
André: Zo’n aanpak is bij ons nooit een gimmick, maar integraal onderdeel van een architectonische strategie. En het vraagt om empathie van onze kant, zodat we opdrachtgevers uit kunnen dagen. Dat merken we ook in België. Bij een appartementenblok in Antwerpen kozen we voor zwart architectonisch beton, als de overtreffende trap van het tactiele karakter van Vlaamse architectuur. We dachten het hele proces dat het eruit bezuinigd zou worden, maar het ging gewoon door! Architectuur exporteren is voor Atelier Kempe Thill niet de trigger. Wij zijn geïnteresseerd in de culturele discussie die we met de locals kunnen voeren. Hoewel dat gesprek nu ook weer niet te diep moet gaan, want je moet je kunnen onderscheiden.
Paddy: In de jaren negentig, toen dat nog niet zo gebruikelijk was, deed cepezed veel projecten in het buitenland. De afgelopen tien, twintig jaar werkten we vooral in Nederland. We proberen de laatste paar jaar voet aan de grond te krijgen in België, Duitsland en Frankrijk. Dat blijkt best lastig. Het intrigeert mij dat jullie uit Duitsland naar Nederland kwamen met het idee internationaal te gaan werken.
André: Wij kwamen uit Oost-Duitsland, dat is een belangrijke nuance. Toen wij in 1990 in Dresden aan onze studie begonnen, was de muur net een jaar gevallen. De West-Duitsers bestempelden ons ‘Ossies’ als lui en onbekwaam. In Dresden gingen de meest ongecultiveerde ontwikkelaars aan de slag. De openheid was voor ons in dat opzicht helemaal niet inspirerend. Daarom vertrokken we naar Nederland. We hebben Spanje, de VS en Zwitserland overwogen, maar vonden de ideeën van Kees Christiaanse en Willem Neutelings interessant - we kenden hen van gastcolleges aan onze universiteit. Hetzelfde gold voor bureaus als OMA en, in een ander opzicht, cepezed. We gingen liftend en met een rugzak op pad, wonnen Europan 5 met een plan voor de Laan op Zuid, kwamen vervolgens in aanmerking voor twee beurzen, en richtten in 2000 Atelier Kempe Thill op.
Paddy: Wij Nederlanders vinden altijd veel van de Duitse cultuur, al dan niet grappig bedoeld. Als Duitser in Nederland zijn jou vast ook cultuurverschillen opgevallen.
André: Dat van de Nederlandse koopmansmentaliteit klopt gewoon. Wij gebruikten dit mercantiele, het “voor een dubbeltje op de eerste rij”, als inspiratie voor onze ontwerpen door bepaalde aspecten te radicaliseren. Calvinistisch is Nederland ook, wat goed aansluit bij onze architectuur, die vrij sec is. Nederlandse huizen hebben over het algemeen grote ramen en Nederlanders laten dan ook nog eens de gordijnen open. We dreven die gewoonte op de spits door woningen te ontwerpen met heel erg grote ramen, zelfs in de sociale woningbouw.
Paddy: Als buitenstaander een cultuurverschil op de spits drijven is best gewaagd.
André: Zo’n aanpak is bij ons nooit een gimmick, maar integraal onderdeel van een architectonische strategie. En het vraagt om empathie van onze kant, zodat we opdrachtgevers uit kunnen dagen. Dat merken we ook in België. Bij een appartementenblok in Antwerpen kozen we voor zwart architectonisch beton, als de overtreffende trap van het tactiele karakter van Vlaamse architectuur. We dachten het hele proces dat het eruit bezuinigd zou worden, maar het ging gewoon door! Architectuur exporteren is voor Atelier Kempe Thill niet de trigger. Wij zijn geïnteresseerd in de culturele discussie die we met de locals kunnen voeren. Hoewel dat gesprek nu ook weer niet te diep moet gaan, want je moet je kunnen onderscheiden.