Al sinds het bureau in 1974 werd opgericht kiest cepezed ervoor architectuur te ‘vermeubelen’. Een typisch cepezed-principe dus, dat na 50 jaar onverminderd relevant blijkt. Het scheelt ruimte, bespaart materiaal en biedt flexibiliteit, waardoor een gebouw langer meekan. Maar wat betekent vermeubelen precies en waarom is deze keuze indertijd gemaakt?
nut en noodzaak
De term ‘vermeubelen’ heeft alles te maken met cepezeds keuze voor kit of parts-architectuur. De gebouwen van cepezed zijn opgebouwd uit te prefabriceren onderdelen. Hiermee wordt de kwaliteit van de prefab-onderdelen, en daarmee het gebouw, bepaald in de fabriek. Op de bouwplaats wordt nagenoeg alleen nog gemonteerd. Zo wordt het hele gebouw in feite een product, of ‘meubel’.
Jan Pesman, in 1974 een van de drie oprichters van het bureau, noemt zich dan ook ‘een industrieel ontwerper die architect is geworden’. Pesman kwam bij het vermeubelen uit door zijn streven naar kwaliteit: industrieel vervaardigde elementen hebben over het algemeen een hogere kwaliteit dan wat op de bouwplaats wordt gemaakt. ‘Het was een kwestie van nut en noodzaak’, aldus Pesman, ‘net als in de natuur, waar de evolutie ook gedreven is door functionele noodzaak’.
cepezed is sowieso meer geïnteresseerd in functionele argumenten dan in speelse ingevingen. Is een gebouw van cepezed schuin of scheef, heeft het een uitkraging of opvallende vorm, dan is die nodig: cepezed maakt architectuur die in alle opzichten ‘klopt’, gebouwen waar de plek, het programma, ruimtelijk ontwerp, budget, materiaal et cetera in harmonie zijn. Pesman: ‘Gebouwen krijgen dan een natuurlijke vanzelfsprekendheid waardoor je er graag verblijft.’
joe colombo
In een kit of parts moeten ontwerpen tot op de millimeter kloppen, anders past het niet in elkaar. Dat vraagt van ontwerpers grote precisie. Het betekent ook dat het interieurontwerp er niet als een ‘laag’ overheen wordt gelegd nadat de eerste laag is gebouwd, maar dat het interieur is geïntegreerd in de architectuur. Niet voor niets is industrieel ontwerper Joe Colombo een van Pesmans voorbeelden.
Colombo verstond als geen ander de kunst om functies te integreren in een volume. Dat kon een uit de hand gelopen keukenunit zijn, zoals de Total Furniture Unit, maar ook een Boby, Colombo’s bekende opbergkastje op wielen. De ontwerpers van cepezed houden van de esthetiek die dit oplevert, maar vinden Colombo’s insteek om ‘intelligente kubieke meters’ te ontwerpen, die in een fabriek geproduceerd kunnen worden, minstens zo belangrijk.
Het ontwerp voor het Rietveld-Schröderhuis van architect (én meubelmaker) Gerrit Rietveld is een ander voorbeeld dat Jan Pesman graag aanhaalt. Rietvelds interesse in het industrieel vervaardigen van gebouwen en producten sterkt hem in zijn opvatting dat je gebouwen zou moeten zien als gebouwproducten. ‘Denk aan de zigzagstoel die gemaakt is van een kastplank, de armstoel van gebogen triplex of de stoel die uit een plaat is geperst.’
nut en noodzaak
De term ‘vermeubelen’ heeft alles te maken met cepezeds keuze voor kit of parts-architectuur. De gebouwen van cepezed zijn opgebouwd uit te prefabriceren onderdelen. Hiermee wordt de kwaliteit van de prefab-onderdelen, en daarmee het gebouw, bepaald in de fabriek. Op de bouwplaats wordt nagenoeg alleen nog gemonteerd. Zo wordt het hele gebouw in feite een product, of ‘meubel’.
Jan Pesman, in 1974 een van de drie oprichters van het bureau, noemt zich dan ook ‘een industrieel ontwerper die architect is geworden’. Pesman kwam bij het vermeubelen uit door zijn streven naar kwaliteit: industrieel vervaardigde elementen hebben over het algemeen een hogere kwaliteit dan wat op de bouwplaats wordt gemaakt. ‘Het was een kwestie van nut en noodzaak’, aldus Pesman, ‘net als in de natuur, waar de evolutie ook gedreven is door functionele noodzaak’.
cepezed is sowieso meer geïnteresseerd in functionele argumenten dan in speelse ingevingen. Is een gebouw van cepezed schuin of scheef, heeft het een uitkraging of opvallende vorm, dan is die nodig: cepezed maakt architectuur die in alle opzichten ‘klopt’, gebouwen waar de plek, het programma, ruimtelijk ontwerp, budget, materiaal et cetera in harmonie zijn. Pesman: ‘Gebouwen krijgen dan een natuurlijke vanzelfsprekendheid waardoor je er graag verblijft.’
joe colombo
In een kit of parts moeten ontwerpen tot op de millimeter kloppen, anders past het niet in elkaar. Dat vraagt van ontwerpers grote precisie. Het betekent ook dat het interieurontwerp er niet als een ‘laag’ overheen wordt gelegd nadat de eerste laag is gebouwd, maar dat het interieur is geïntegreerd in de architectuur. Niet voor niets is industrieel ontwerper Joe Colombo een van Pesmans voorbeelden.
Colombo verstond als geen ander de kunst om functies te integreren in een volume. Dat kon een uit de hand gelopen keukenunit zijn, zoals de Total Furniture Unit, maar ook een Boby, Colombo’s bekende opbergkastje op wielen. De ontwerpers van cepezed houden van de esthetiek die dit oplevert, maar vinden Colombo’s insteek om ‘intelligente kubieke meters’ te ontwerpen, die in een fabriek geproduceerd kunnen worden, minstens zo belangrijk.
Het ontwerp voor het Rietveld-Schröderhuis van architect (én meubelmaker) Gerrit Rietveld is een ander voorbeeld dat Jan Pesman graag aanhaalt. Rietvelds interesse in het industrieel vervaardigen van gebouwen en producten sterkt hem in zijn opvatting dat je gebouwen zou moeten zien als gebouwproducten. ‘Denk aan de zigzagstoel die gemaakt is van een kastplank, de armstoel van gebogen triplex of de stoel die uit een plaat is geperst.’